|
|
Redactioneel
|
Beste VVA-vrienden,
Graag stellen we u hier de derde editie voor van het e-zine van het VVA.
Het lijkt erop dat we met dit nummer terugkeren naar onze jeugd, naar het oerdegelijke, nijvere na-oorlogse Vlaanderen dat inspiratie geboden heeft aan de volgende generatie. We gaan bijvoorbeeld nader in op Ons Erfdeel, naar aanleiding van de VVA-prijs die in 2015 aan hoofdredacteur Luc De Voldere toegekend wordt. Ons Erfdeel werd opgericht in 1957, toen de top van de administratie en het bedrijfsleven grotendeels Franssprekend was, de Kerk nog een zware stempel drukte op het maatschappelijk leven en de welstand niet vergelijkbaar was met wat we nu hebben. Het was de tijd dat de mensen nog bij de buren naar ‘Schipper naast Mathilde’ gingen kijken.
Dat volkse feuilleton is nu een stuk archeologie van de mediageschiedenis geworden, maar Ons Erfdeel leidt een florissant bestaan. Gaston Durnez, die andere figuur die in dit nummer ter sprake komt, is nog steeds een gerespecteerd man. En dat geldt ook voor Godfried Bomans, de Nederlander die heel wat gepresteerd heeft om de kloof tussen Noord en Zuid te vernauwen.
Betekent dit dat ons e-zine nostalgisch is? Nee, maar we gaan ervan uit dat aanknopen bij de traditie, een goede manier is om naar de toekomst te kijken. En onze economische toekomst ligt voor een belangrijk stuk bij de Vlaamse havens, die ook al op een rijk verleden kunnen bogen. In de jaren zeventig was de havenproblematiek een twistappel tussen Vlamingen en een element in de communautaire wafelijzerpolitiek.
In dit nummer, en op de Algemene Ledendag, willen we een heel ander beeld van Antwerpen, Gent, Oostende en Zeebrugge schetsen. We willen ze in de eerste plaats opnieuw onder de aandacht brengen, want het gebeurt nog zelden dat ze frontpaginanieuws vormen. We moeten ons nog meer bewust worden van hun economisch belang en van de problemen die met hun groei gepaard gaan. We willen vooral wijzen op de mogelijkheden tot samenwerking die blijkbaar ook broodnodig is om de concurrentie met Rotterdam en andere Europese havens aan te kunnen.
In een periode waarin we ons allemaal zorgen maken over de betaalbaarheid van de vergrijzing en over de economische toekomst van onze kinderen en kleinkinderen, is het goed dat we onze havens weer in de schijnwerpers plaatsen. Zij zijn onze wissel op de toekomst. Ze zijn evenzeer het product van een eeuwenoude evolutie van de ‘Gouden Delta’, het rijke gebied aan de monding van de Schelde, Maas en Rijn. Dat was in het verleden onze troef, dat moet in de toekomst ook zo blijven.
Maar daar komt veel bij kijken. Kom daarom naar de Algemene Ledendag, waar een specialist vanuit zijn eigen bedrijf ons de huidige rol van de havens zal toelichten. Het debat tussen VVA’ers van over heel Vlaanderen zal erdoor gestimuleerd worden.
Bruno Comer
|
Omhoog |
Algemene Ledendag 21 maart 2015 Antwerpen
Voor de uitnodiging met het programma, de gegevens en de inschrijving
klik door naar
onze webpagina
Algemene Ledendag
|
|
Omhoog |
Havens in Vlaanderen
|
Er zijn er vier zeehavens: Antwerpen, Zeebrugge, Oostende en Gent.
Zij spelen een belangrijke rol in het in goede banen leiden van de logistiek. De zeehavens zijn als bron van inkomsten en werkgelegenheid van cruciaal belang voor Vlaanderen.
De Vlaamse Havencommissie (externe website) (VHC) is als onderdeel van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen een adviesorgaan voor de Vlaamse overheid, maar kan daarnaast ook heel wat informatie geven over havens in Vlaanderen en in Europa.
De Vlaamse overheid stelt projectgebonden subsidies ter beschikking aan havenbedrijven en financiert mee de instandhouding van de maritieme toegangswegen.
Basisinformatie over de havens vindt u hier.
Belang van de Vlaamse havens
De Vlaamse zeehavens hebben verschillende troeven en vormen de poorten van en naar de wereld:
- Ze hebben een unieke ligging: zeer centraal in Noordwest-Europa en op het knooppunt tussen zee en een groot hinterland. Dat schept enorme mogelijkheden voor industrie en handel.
- Ze zijn essentieel voor import en export. Veel fabrieken kunnen niet draaien zonder de grondstoffen die via de havens worden aangevoerd. Ook voor de export zijn de havens essentieel. Door de zeehavens wordt heel de wereld een gemakkelijk bereikbaar afzetgebied voor de productie in Vlaanderen, België en de buurlanden.
- Ze zijn belangrijk voor de consument: een heel assortiment goederen kan pas bij de Vlaamse gezinnen terechtkomen nadat ze de havens gepasseerd zijn.
- De werkgelegenheid in de havens is zeer groot. De voorbije jaren werkten er
ca. 230.000 mensen. Dat betekent dat bijna één op tien jobs in Vlaanderen rechtstreeks of onrechtstreeks iets met de havens te maken heeft.
- De toegevoegde waarde (die rechtstreeks of onrechtstreeks door de Vlaamse havens werd gegenereerd, bedroeg in de voorbije periode jaarlijks ca. 27 miljard euro of bijna één zevende van het bruto regionaal product van Vlaanderen.
De directe investeringen bedroegen 3.000,1 miljoen euro in 2012.
Meer concrete informatie daarover: http://www.vlaamsehavencommissie.be/vhc/belang-vlaamse-havens
Er is een verslag over het “Economisch belang van de Belgische havens: Vlaamse zeehavens, Luiks havencomplex en haven van Brussel” van Claude Mathys van 2008, gepubliceerd als nr. 192 in juli 2010 – 98 blz.
|
Omhoog |
VVA-Limburg
"Eigen leden aan hun trekken laten komen"
Interview met Jeanine Broens en Michel Vanbuul
|
|
Een Valentijnsfuif met muziek uit de sixties, een medelid - professor fysica - die optreedt als goochelaar tijdens een reis naar Bouillon, een kerstdiner met 120 man… Het imago van levenskunst dat Limburg in de voorbije decennia heeft opgebouwd, weerkaatst op VVA-Limburg dat méér dan 300 leden telt.
De provincie heeft altijd maar één afdeling gehad, wat de leden de gelegenheid bood om elkaar te leren kennen, over de grenzen van Haspengouw, de Kempen en de Maaskant heen. ‘De afdeling heeft steeds een florissant bestaan geleid en heeft een pluralistisch ledenbestand’, zegt voorzitster Jeanine Broens. ‘Vlaamsvoelendheid is een vanzelfsprekendheid, maar voor het overige is onze afdeling een forum voor de meest diverse gezindheden’, voegt ondervoorzitter Michel Vanbuul daaraan toe.
Glaasje achteraf
Jeanine is Germaniste en heeft altijd les gegeven in het lyceum in Genk. Na het overlijden van haar man begin 2014 is de leiding van het VVA een van haar vele bezigheden op het culturele vlak. Michel was decennia lang advocaat en hij heeft een vrij groot kantoor uitgebouwd met vestigingen in Tongeren en in Genk. Sinds kort is hij gepensioneerd en kan hij zich nu volop wijden aan zijn passies waaronder de wielersport, motor rijden en uiteraard…het VVA. ‘Het komt zelden voor bij juristen, maar ik ben geboren met een schroevendraaier in de hand’, glimlacht hij.
Naast
ondervoorzitter is hij blijkbaar ook de technicus van de afdeling voor alles wat geluid, beeld en computers betreft. Hij is daarom ook de webmaster van de afdeling.
Het bestuur werkt op basis van een bestuursreglement en het wordt via een geheime stemming door de leden verkozen. ‘Wij houden er ook een deontologische code op na’, zegt Jeanine. ‘Dat leidt tot een transparantie waardoor eigengereid optreden vermeden wordt. En die manier van werken brengt creativiteit en netwerking op gang, twee aspecten die heel belangrijk zijn in het verenigingsleven.'
De Limburgers houden het aantal voordrachten beperkt tot een zestal per jaar en geven daarbij de mogelijkheid aan eigen leden om als spreker op te treden. De afdeling trekt geregeld op reis, zowel naar verre als nabije bestemmingen. Binnenkort vliegen de Limburgse academici naar Marokko.
Bij de keuze van de activiteiten zorgen ze voor een palet van thema’s waarin ieder interesseveld wel eens aan bod komt en de actualiteit wordt van nabij gevolgd. ‘Het glaasje achteraf vinden we zeer belangrijk’, merkt Michel op. ‘We hebben het voordeel dat we over een goedkope zaal beschikken, zodat er ruimte is om de leden te trakteren op een eenvoudig glas wijn. Maar dat volstaat om de contacten te onderhouden en tot een samenhorigheid te komen waarop we als Limburgers zo fier zijn. Zopas, en wij zijn begin januari, hebben we het programma tot tegen de zomer afgewerkt, maar we denken al volop na over het najaar.’
Onophoudelijke energie
De vroegere voorzitster, Milka Tombal, heeft op dat vlak heel wat gerealiseerd. Ze had steeds veel aandacht voor leden die ziek werden of met andere tegenslag te kampen kregen. Bij sterfgevallen zorgde ze voor een waardige aanwezigheid van het VVA op de begrafenis. Via een zeer eigen stijl en een onophoudelijke energie heeft ze de afdeling jarenlang krachtig geleid.
De creativiteit van de leden zelf komt op verschillende vlakken tot uiting. Zo wordt de semestriële programmafolder telkens versierd met een prent of tekening van de hand van een van de leden die zelf artistiek bezig is. ‘Het is belangrijk dat je de leden aan hun trekken laat komen, ook op het vlak van de rekrutering’, zegt Jeanine. ‘Nieuwe leden zijn meestal academici die nog niet lang gepensioneerd zijn en contact zoeken met het verenigingsleven. We hebben helaas weinig jongeren, wat niet wil zeggen dat we niet willen bijdragen om aan Limburg een imago te geven van een dynamische provincie. Ik kom zelf uit de grensstreek aan de oostkant van de provincie. Nederland en Duitsland liggen niet ver weg. Door de handen in elkaar te slaan is onze Euroregio in staat om zaken te realiseren die normaal alleen in de grootsteden kunnen. Het zit er dik in bij ons Limburgers: ondanks de economische tegenvallers waarmee we te kampen hebben, tonen we toch dat we heel wat voor elkaar kunnen krijgen. Onze VVA-afdeling streeft die doelstelling evenzeer na.’
Bruno Comer
|
Omhoog |
Ons Erfdeel Vlaams-Nederlands cultureel tijdschrift en zijn hoofdredacteur
|
Het tijdschrift bevat, naast beschouwingen over literatuur, beeldende kunsten, muziek, theater en film, ook artikelen over uiteenlopende maatschappelijke verschijnselen in Vlaanderen en Nederland. Het blad besteedt eveneens aandacht aan taal- en cultuurpolitieke activiteiten.
Het tijdschrift maakt deel uit van ONS ERFDEEL VZW, de Vlaams-Nederlandse culturele instelling die de cultuur van Vlaanderen en Nederland in het buitenland wil bekendmaken en de culturele samenwerking tussen de Nederlandssprekenden wil bevorderen. Deze doelstellingen probeert Ons Erfdeel vzw te realiseren door het uitgeven en verspreiden van tijdschriften en boeken in het Nederlands en in andere talen, door een groeiende aanwezigheid op het internet en door het organiseren van manifestaties, debatten en evenementen.
In 1957 richtte Jozef Deleu het tijdschrift Ons Erfdeel op. Het succes van het blad maakte eind jaren zestig van de vorige eeuw een professionelere opzet noodzakelijk. Daarom werd in 1970 de Stichting Ons Erfdeel vzw opgericht. Zowel in Nederland als in Vlaanderen geniet deze culturele instelling wettelijke erkenning. In levensbeschouwelijk en politiek opzicht is ze volledig onafhankelijk.
Jozef Deleu ging in 2002 met pensioen. Deleu werd als hoofdredacteur van Ons Erfdeel opgevolgd door de classicus en essayist Luc Devoldere. Het tijdschrift biedt nog steeds een waaier aan informatie over het artistieke, culturele en maatschappelijke leven in het Vlaams gewest en Nederland. Door de positieve maar kritische houding ten aanzien van de samenwerking tussen alle Nederlandstaligen heeft het blad een gezaghebbende stem in het openbare debat.
Nu verschijnt Ons Erfdeel in een oplage van 8.000 exemplaren per nummer waardoor het tijdschrift één van de meest verspreide culturele bladen in de Nederlanden is. Per jaargang verschijnen er vier nummers, elk nummer zowat 200 bladzijden dik. De abonnementsprijs voor België is € 65, voor Nederland is dat twee euro meer en voor de andere landen is het twaalf euro duurder.
Een persstem bij de verschijning van het eerste nummer van jaargang 2014:
Toef Jaeger in NRC Boeken over Ons Erfdeel 1/2014: ‘Ons Erfdeel is waarschijnlijk een van de dikste tijdschriften: zo’n 200 bladzijden, en dan ook nog vrijwel louter essayistiek. Politieke essayistiek: over het krakende Europa – een sterk stuk van Kris Deschouwer. Polemische essayistiek van de jonge criticus en romanschrijver Joost de Vries, die zijn pijlen subtiel en geraffineerd richt op Arnon Grunberg, wiens ironie
‘i m p o te n t ’ blijkt te zijn wanneer het gaat om het overtuigend schetsen van personages en hun morele dilemma’s. Een geval van tot mislukken gedoemde vadermoord, maar wél interessant.
Ook fraai: Jeroen Vullings’ poging om zo neutraal mogelijk over het fabuleuze succes van Herman Koch te schrijven. Helemaal lukt dat niet maar de mengeling van ergernis en ontzag maakt dat het een betrokken essay is. Historische essayistiek: over de Eerste Wereldoorlog. Over kunst (Philip Aguirre Y Otegui) en haar relevantie voor de (Spaanse) maatschappij. Zelfs de Zwarte Piet-discussie komt kort voorbij: Ons Erfdeel straalt uit dat het gelezen zou moeten worden door politici en beleidsmakers.’
Zeker voor ons van betekenis zijn de blogteksten die horen bij het tijdschrift. Daarin komen eveneens berichten over taal, cultuur, literatuur en maatschappij in Vlaanderen en Nederland, plus nieuws over Ons Erfdeel vzw. Daarbij zijn er heel wat koppelingen naar artikelen uit het tijdschrift Ons Erfdeel.
Een onvoorstelbare bron van informatie in dat verband is het archief bij de blog, dat loopt vanaf 2007 tot op vandaag.
De vzw geeft daarnaast nog andere publicaties uit om de verspreiding van de Nederlandse cultuur in het buitenland te bevorderen, zoals:
Rechtstreekse toegang tot de rijke site van Ons Erfdeel hebt u via deze koppeling::
http://www.onserfdeel.be/nl .
|
De drijvende kracht achter het tijdschrift Ons Erfdeel is zijn hoofdredacteur en afgevaardigd-bestuurder
Luc Devoldere.
Wie is hij? |
‘Luc Devoldere (°1956) studeerde Oude Talen en Wijsbegeerte in Kortrijk en Leuven, gaf achttien jaar les aan het Sint-Barbaracollege te Gent en is sinds 1996 verbonden aan de Stichting Ons Erfdeel, waarvan hij in 2002 hoofdredacteur en afgevaardigd-bestuurder werd. Devoldere prolifeerde zich binnen onze letteren vooral als essayist. Hij is de auteur van talloze bijdragen in culturele en literaire tijdschriften en in krantenbijlagen. Uit die artikels, die getuigen van grote eruditie, fijne perceptie en scherpe analyse, spreekt de gedrevenheid en het engagement van de intellectueel die pleit voor een samengaan van de rijke traditie van de Europese cultuur en de vernieuwingen en uitdagingen van de moderniteit. Diezelfde kenmerken en uitgangspunten zijn terug te vinden in zijn boeken, waarvan 'Wachtend op de barbaren' bekroond werd met de Prijs Letterkunde van de Vlaamse Provincies 2004, terwijl de Prijs Essay van de Provincie West-Vlaanderen in 2008 naar 'Mijn Italië' ging. Door zijn redactioneel en bestuurlijk werk bij Ons Erfdeel vzw bekleedt Luc Devoldere een belangrijke plaats binnen het cultureel-maatschappelijk leven in Vlaanderen en Nederland. Door die grote betrokkenheid bij wat er in ons taalgebied gebeurt, heeft Devoldere een heel duidelijke kijk op de recente evoluties binnen kunst en cultuur in het algemeen en binnen de taal en letteren in het bijzonder. De standpunten die hij in toespraken en geschriften daaromtrent verwoordt, zijn erg relevant en bepalen mede het debat.’ Hij is sinds 19 april 2009 lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde (KANTL). De meeste van zijn teksten zijn bereikbaar op het internet viahttp://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=devo010
(Bron: http://www.kantl.be/index.php?pag=72&item=378 )
De filosofe Tineke Beeckman bespreekt op 17 oktober 2014 de laatste boekpublicatie van Luc Devoldere:‘Tegen de Kruideniers. Over talen, Europa en geheugen’
De Bezige Bij Antwerpen. Zie ook de bespreking in Het Pallieterke van 5 december 2014: Luc Devoldere over Pompeï, Venetiê en Joris van Severen met als ondertitel ‘Het verleden is teruggevonden en voor altijd verloren’.
Op 31 oktober 2013 hield Luc Devoldere de 30ste Pacificatielezing in de Grote Kerk in Breda. Ze refereert aan de Pacificatie van Gent uit 1576.
Titel van de lezing: ‘VERDWAALD IN AL ONZE TALEN, Babel in de Lage Landen’
Zou een persoonlijkheid als die van Luc Devoldere vanwege het VVA niet meer dan wat vluchtige aandacht waard zijn? Zelfs zeker de VVA-prijs van Academicus voor het Jaar 2015.
G.D.
|
Omhoog |
Het belang van Pieter Bas -
Hugo Brouckaert
|
Er wordt me gevraagd welke lectuur me het meest is bijgebleven. Op een zo ingrijpende vraag volgt dan ook een zeer persoonlijk antwoord. Dat is met voorsprong De memoires of gedenkschriften van minister Pieter Bas, een boekje van Godfried Bomans. Die keuze behoeft allicht enige verklaring.
Het alom geprezen jeugdboek van mijn lager onderwijs was De Witte van Ernest Claes, destijds de topper van de jongensboeken, iets wat ik nooit begrepen heb. Een jongensboek was het in elk geval. Het enige vrouwelijke personage was de bazige moeder. De Witte had zelfs geen zussen - ik had er drie - en het hele boek bestond uit een aantal kwajongensstreken zoals die overal door kwajongens worden uitgehaald.
De dialogen waren voor mij als West-Vlaming in een vreemdsoortig taaltje gesteld ( “ik koom ommes!”). Dat bleek achteraf het Hagelands te zijn, waarin ook woorden en uitdrukkingen voorkwamen als bunselen, uitschoren, fikkelen, uitleipen, klabodderen, vertuikelen en tjibbelen. Voeg daar nog de moos aan toe, de falievouwer en een groezementige priggel. Het was voor mij en mijn klasgenoten allemaal nogal vlumbaardig, doezig en weeps.
Toen kwam de humanioratijd en de kennismaking met Stijn Streuvels. Enig uitzicht op verbetering was er niet. Waar de natuurbeschrijvingen bij Claes beperkt bleven tot hommels die gonsden vanop appelbloesems, had Streuvels bij het begin van zijn verhalen behoorlijk wat pagina’s nodig om de zware luchten van Zuid-West-Vlaanderen te beschrijven met een woordenschat die ook de gemiddelde West-Vlaming van halfweg de vorige eeuw nauwelijks begreep. Geen literatuur om jongelingen de liefde voor de schone letteren bij te brengen.
Als een donderslag bij heldere hemel - om even Streuvels te resumeren - verscheen toen een leraar Nederlands ten tonele, die in het laatste kwartier van een doordeweekse saaie les een stukje voorlas over een student die zich met door medestudenten aangevoerde kwakzalvermiddeltjes op een mondeling examen voorbereidt en uiteindelijk slaagt door zich te concentreren op een vliegje in het examenlokaal.
Het was een fragment uit Pieter Bas. Ik was overrompeld, al kon ik toen nog niet formuleren waarom. Ik moest en zou het boekje zonder dralen in mijn bezit hebben.
Mijn status van intern en de steile opgang in de jaren vijftig en zestig van goedkope pocketuitgaven, een geschenk uit de hemel voor een armlastige kotstudent, deden de rest. Tijd zat om te lezen, de beste methode om te leren schrijven. Bomans bracht me ook tot de lectuur van Dickens. The Pickwick papers had hij immers zelf vertaald. Een groot aantal van mijn studiegenoten in de germanistiek - onder meer Guy Mortier en Herman De Coninck - waren eveneens Bomansfans. We hadden het onder elkaar over “het verbindend principe”, een voorbeeld van inhoudloze geleerddoenerij uit Pieter Bas. Een studentenkroeg naast een Leuvens collegelokaal was voor ons “het belendend perceel”, naar een hilarisch verhaal uit Kopstukken over een brandweerkapitein.
Bomans schreef geen wereldliteratuur. Hij publiceerde ook ernstig werk, conservatief tegen de tijdsgeest in, maar hij was in de eerste plaats stukjesschrijver en de verleiding van optredens in humoristische radio- en televisieprogramma’s verhinderde hem wellicht om een opus magnum aan te vatten. Zijn populariteit was dan ook omgekeerd evenredig met de waardering die hij kreeg van critici en academici. Hij was echter een groot stilist met een ongemeen rijk woordgebruik, tot nut van een hele generatie jongeren.
De rijpheid om grote literatuur te smaken zou later wel komen.
Mijn Pieter Bas, in een uitgave van 1952, heb ik nog: beduimeld, verkleurd, bijna losbladig geworden en blijvend gekoesterd.
|
Omhoog |
Alfons Kerkhofs - Een Limburgse blik op het IJzerfront
Stichter Salvatorziekenhuis was dokter én fotograaf in Eerste Wereldoorlog
Dochter en VVA-lid Anny Cleeren-Kerkhofs vertelt...
|
|
Woensdag 22 oktober 2014 organiseerde het VVA-Limburg zijn avond rond
WO-I. Voor een tachtigtal VVA-leden presenteerde Luk Van de Sijpe het boek 'Alfons Kerkhofs – Een Limburgse blik op het IJzerfront'. Dat boek ontsluit op een prachtige wijze het ruime archief dat dochter Anny Cleeren-Kerkhofs jarenlang zorgvuldig thuis bewaart. Ook zij vertelde voluit over haar vader en zijn belevenissen in de Wereldoorlog.
|
“Waarom die verhalen over de Groote Oorlog en waarom nu pas daarmee afkomen?
Als kinderen luisterden mijn broers, Jean en Paul, en ik altijd erg geïnteresseerd wanneer papa, dokter Alfons Kerkhofs in Hasselt, na het avondeten nog even wilde vertellen, het liefst over de oorlog, maar hij koos dan niet de gruwelijkste feiten die hij had meegemaakt.
Toen wij in 1935 op vakantie gingen in een familiepension in Sint-Idesbald en papa ook enkele dagen kon blijven, bezochten we Diksmuide met de Dodengang en Ieper, en de IJzer waaraan hij zovele herinneringen had en waarbij hij ons uitleg gaf. Dan, in 1936, toen we enkele dagen in Echternach verbleven, wilde hij ons ook Verdun laten kennen en “l’Ossuaire de Douaumont” met de gebeenten van ongeveer 130.000 soldaten. Er zijn er daar wel 3 à 400.000 Fransen en anderen gesneuveld, en
“le Chemin des dames”: allemaal herinneringen aan de Groote Oorlog die hij van zo dichtbij had beleefd, waarvan zo veel landgenoten niet terugkwamen en die bij de Fransen en de Britten nog veel meer doden en gewonden maakte!”
Dochter Anny vertelt verder en verder …
Zij was zo vriendelijk ons haar ‘Herinneringen …’ voor deze publicatie ter beschikking te stellen.
Lees verder
|
Omhoog |
‘Alsof boeken zichzelf vermenigvuldigen’
De boekenkast van Gaston Durnez
Interview (in Doorbraak)
|
Met de leeftijd wordt de boekenkast van Gaston Durnez veel te klein. En dus dringen drastische keuzes zich op. Maar dat wil niet zeggen dat er geen plaats meer is voor nieuwe boeken.
Gaston Durnez is journalist, en schrijver van poëzie en proza, van biografiën en historische werken (zijn bibliografie op wikipedia). Een man van het woord dus, en van veel documentatie. Dat blijkt ook uit zijn boekenkast.
‘Ik ben op de leeftijd gekomen waarop boekengekken een dramatische beslissing moeten nemen: Ofwel een vleugel aan hun huis bijbouwen, misschien een blokhut in de tuin zetten, of gewoon enkele kamers leeg maken en de inhoud schenken aan een jonge liefhebber die nog veel plaats heeft. Ik voelde veel voor de blokhut, maar dan moesten er struise bomen worden gekapt. En mijn boeken hebben in de loop der tijden al zoveel bossen uitgedund! Ik bond mijzelf een blinddoek voor en koos de titels die ik in ballingschap moest zenden.’
Lees in het tijdschrift Doorbraak van 16 december 2014 het volledige vraaggesprek
|
Omhoog |
Geen Engels, maar Nederlands bij Geesteswetenschappen - Digitale petitie
|
Het verzet tegen ‘oververengelsing’ in het hoger onderwijs krijgt nu ook weerklank in Nederland. Geesteswetenschappers van de beide Amsterdamse universiteiten hebben een manifest opgesteld voor hun beleidsverantwoordelijken en daaraan een digitale petitie gekoppeld. De argumentatie om de studies in de geesteswetenschappen in het Nederlands te onderwijzen is klemmend en overtuigend.
Wat zeggen ze?
'Uitsluitend in het Engels college geven devalueert Geesteswetenschappen:
teken voor het behoud van de Nederlandse taal.
Engels is niet meer weg te denken uit het academische onderzoek. Internationalisering is prima, maar moeten onze colleges van begin tot eind Engelstalig zijn? En moet dat bij iedere opleiding?
Wij vinden van niet:
Zoals een student geneeskunde het beste mensen leert opereren met een scherp mes, zo leert een student in de Geesteswetenschappen het beste analyseren, argumenteren en schrijven in zijn eigen moedertaal. Bovendien leiden wij de meesten van onze studenten op voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Het Nederlands van academici moet dus gewoon heel goed zijn: dat geldt voor de leraar, de journalist, de advocaat, de communicatiedeskundige, enzovoorts.
De taak van de universiteiten is zorg te dragen voor onderwijs van kwaliteit. Toch willen steeds meer Colleges van Bestuur van Nederlandse universiteiten Engels overal als voertaal opleggen. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van veel opleidingen.
Daarom stellen wij:
Colleges binnen de Geesteswetenschappen moeten Nederlandstalig zijn, tenzij opleidingen zelf anders beslissen.
Beperk het Engels tot Mastervakken die opleiden voor academisch onderzoek.'
Lucinda Dirven, Piet Gerbrandy, Mieke Koenen, Emilie van Opstall
Elke rechtgeaarde VVA’er die daarmee kan instemmen, kan dit initiatief ondersteunen door de petitie te ondertekenen.
De volledige tekst van het manifest is te vinden op
http://ow.ly/FJcr1. De petitie op http://ow.ly/FJdm7 .
Het Manifest en de Petitie worden formeel overhandigd aan de Colleges van Bestuur van de Geesteswetenschappen van de universiteiten in Nederland.
Lees het artikel van Piet Gerbrandy uit Onze Taal 1 – 2015 pp. 4-6 via de VVA-website pagina Teksten Stuit de opmars van het Engels. Pleidooi voor het Nederlands in het universitair onderwijs - Piet Gerbrandy - januari 2015
|
Omhoog |
Teksten op de VVA-website
|
Op zijn pagina Teksten vestigt het VVA de aandacht op
Speciale publicaties - conferenties - teksten - voordrachten -
activiteiten via koppelingen bereikbaar
Het VVA stelt er prijs op het intellectuele discours te bevorderen.
Het gaat over informatieve en ook opiniërende teksten die doen nadenken, die mogelijk reacties oproepen.
U vindt ze op de pagina Teksten onder de benaming ‘Referentiële teksten’. Die bereikt u door te klikken op de gewenste titel in de index bovenaan.
Belangrijke teksten bewaren wij wat langer op de pagina Documenten.
In dit e-zine verwijzen wij u graag naar onze recente publicaties op de VVA-website.
----------------------------------------------------------
- Toekomstverkenningen Richard Celis 2014
VANDAAG VOORUITKIJKEN NAAR WAAR VLAANDEREN MORGEN VOOR STAAT
Op weg naar 2020 staat Vlaanderen voor een groot aantal uitdagingen zoals bijvoorbeeld: culturele identiteit verzekeren in een omgeving die steeds sterker internationaliseert; politieke autonomie met een almaar dwingender Europese sturing laten sporen; onze levensstandaard in een onzekere wereldeconomie bewaren; sociale samenhang met toenemende diversiteit en individualisering verzoenen …
Na de succesvolle conferenties in 2012 met als thema de “Nederlandse cultuur en taal”, en in 2013 met als thema “Welk sociaal beleid voor en door Vlaanderen?”, volgde de derde uitgave in 2014 met als thema
“Welk ondernemend Vlaanderen willen wij?”
° Datum: zaterdag 22 november 2014 om 13.30 u.
° Plaats: Aula rector Dhanis, Kleine Kauwenberg, 14-22, 2000 Antwerpen
Zie onze fotoreportage op de pagina Documenten van de VVA-website
- Metamoderniteit of maken we een afscheid mee van het historisch besef?
[Een filosofische nieuwjaarsbrief]’ van Lieven De Cauter* van 2 januari 2015
Is het filosofische spielerei of geeft de tekst een overzicht van de westerse wereldgeschiedenis, overzicht dat uitmondt in een onoverzienbare chaos de auteur dan toch de naam geeft van metamoderniteit.
“Misschien ligt daar wel een van de grote malaises van deze tijd. Het verlies aan historisch besef leidt misschien tot een globalisering van de verwarring. Metamoderniteit is het tijdperk van de verwarring en van de catastrofe, van de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige, maar dan niet als moderne afstand tussen de primitiviteit van de kolonies en de beschaving van het moederland (de koloniale machten), maar als Entropisch Imperium waarin neo-middeleeuws fundamentalisme en hypertechnologie naadloos samenkomen. Wij zijn meer en meer ‘ontijdgenoten’. Ontijgenoten worden we zo goed als zeker.”
Lees De Cauters filosofische nieuwjaarsbrief in De Wereld Morgen via de pagina Teksten van de VVA-website
|
Omhoog |
|
|